woensdag 6 april 2011

Spreuken 17:22 en 18:10 – Torenhoge veiligheid

Het Bijbelboek Spreuken lijkt een bonte verzameling wijze spreuken die weinig of niets met elkaar te maken hebben. Toch mogen we dit boek lezen als wijze hulp van anderen voor (struikelende) volgelingen van Jezus Christus.

De spreuken in dit Bijbelboek staan niet allemaal los van elkaar. De verzen 10 en 11 uit hoofdstuk 18 beschrijven bijvoorbeeld twee soorten veiligheid:

De Naam van de HEERE is een sterke toren, een rechtvaardige snelt daarheen en wordt in een veilige vesting gezet. Het bezit van een rijke is zijn sterke stad, als een hoge muur, in zijn verbeelding.

De veiligheden die hier omschreven worden zijn de Naam van de HEERE (=God zelf) en rijkdom. Het probleem met rijkdom zou wel eens kunnen zijn dat de rijke er zijn vertrouwen op stelt. Het geeft een gevoel van veiligheid en zorgt ervoor dat vertrouwen op God niet meer zo belangrijk wordt. Gelukkig bestaan er verzekeringen. Of zijn een eigen stad en eigen rijkdom schijnveiligheid?

Een toren kon vroeger en soms vandaag ook nog vanaf een afstand worden gezien. God is steeds in het oog te houden. We kunnen steeds naar de toren toe, steeds naar God toe. Kijken we niet naar de toren dan zien we ook de hulp van God niet. Kijk je wel, dan is de veiligheid makkelijk te vinden.

Het is een sterke toren, bij God is voldoende veiligheid voor de gelovige. De gelovige komt in een veilige vesting, de Statenvertaling spreekt van een hoog vertrek. Hoog betekent veilig tegen de vijanden. Misschien wordt ook nog wel de hemel bedoeld, waar is een gelovige gelukkiger en veiliger dan daar? Ik zeg tegen de HEERE: Mijn toevlucht en mijn burcht, mijn God, op Wie ik vertrouw! (Psalm 91:2, HSV).